Onlangs werden we wakker geschud door een aantal huiszoekingen vooral in het Antwerpse waarbij het tot een vuurgevecht kwam en een persoon om het leven kwam. Er zouden daarbij grote hoeveelheden wapens, munitie, nachtkijkers, warmtekijkers en dergelijke zijn aangetroffen. Het is niet de bedoeling vragen te stellen over dit concrete dossier. Het is belangrijk dat justitie zijn werk kan doen. Vorig jaar heb ik u echter een schriftelijke vraag gesteld over de occasionele schutter (vraag nr. 564 van 25 mei 2021, Vragen en Antwoorden, Kamer, 2021-2022, nr. 57) meer bepaald over het feit dat occasionele schutters hoogstens één keer per jaar een bezoek kunnen brengen aan een schietstand mits houder te zijn van een dagkaart. Ik heb toen de vraag gesteld of er initiatieven zullen worden genomen om het systeem van de dagkaarten meer sluitend te maken zodat er effectief slechts één maal per jaar een bezoek kan worden gebracht aan een schietstand. U antwoordde toen dat aangezien formulieren worden gezonden aan de gouverneur van de verblijfplaats van de schutter er geen risico is dat betrokkene in hetzelfde burgerlijke jaar naar verschillende schietstanden gaat. In geval van het vermoeden van een probleem (de naleving van de beperking tot eenmaal per jaar in het bijzonder), wat elk jaar slechts in uitzonderlijke gevallen voorkomt, worden de gouverneur, het parket en de strafbaar gestelde schietstand daarvan in kennis gesteld. De heer Niels Duquet, directeur van het Vlaams Vredesinstituut, zei naar aanleiding van de gebeurtenissen van vorige week over de occasionele schutter het volgende (HLN van 29 september 2022): "Naast sportief en recreatief schieten heb je ook occasioneel schieten, waarbij je zonder licentie één keer per jaar mag schieten op een schietstand. Clubs doen dat bijvoorbeeld op opendeurdagen. Alleen biedt dat ook de mogelijkheid aan criminelen om te leren schieten. Je moet wel een identiteitskaart tonen en de dagkaart wordt naar de provincie gestuurd, maar daar stopt het". 1. Moet het systeem van de dagkaarten niet worden aangepast? Zo ja, in welke zin? 2. Nu moeten die formulieren aan de gouverneur worden toegestuurd waardoor controle pas achteraf mogelijk is. Moet het systeem niet meer sluitend worden gemaakt? Zo ja, zult u hiertoe initiatieven nemen?
1. Wat het dossier in Merksem betreft, is het inderdaad juist dat justitie haar werk moet doen. Het onderzoek zal nog moeten uitwijzen hoeveel van de aangetroffen wapens precies vergund waren en of de strenge voorschriften van de wapenwet al dan niet met de voeten werden getreden. Personen op de zogenaamde OCAD-lijst kunnen in principe geen wapenvergunning krijgen, tenzij een intrekking van een vergunning schadelijk zou kunnen zijn voor een lopend onderzoek. De diensten hebben hier hun werk gedaan: de tussenkomst in Merksem was zeker geen toevalstreffer, maar het resultaat van een onderzoek, waarbij verschillende diensten waren betrokken. 2. Artikel 12, 5°, van de wapenwet laat meerderjarige particulieren toe om slechts eenmaal per burgerlijk jaar naar de schietstand te gaan. Voor elke persoon moet een formulier worden ingevuld. Die formulieren moeten binnen de zeven dagen aan de gouverneur van de verblijfplaats van de schutter worden verzonden. Die gouverneur centraliseert dus, en kan desgevallend optreden. De sancties tegen een schietstand vallen onder de bevoegdheid van de gouverneurs, overeenkomstig artikel 31 van de wapenwet. 3. Het is natuurlijk een feit dat dit archaïsche systeem achterhaald is. Dit systeem moet gedigitaliseerd worden. En de digitalisering werd ook gepland. De digitaliseringsagenda van justitie is echter lang en we hebben hiervoor de medewerking van de schietclubs en de gouverneurs nodig. Maar ik ga hier mee verder.