Het Vast Comité P heeft recent een schrijven gericht aan uw ambt en aan de minister van Binnenlandse Zaken inzake de invulling en de werking van de functie van "referentie-politieambtenaar" wapens. Deze functie werd ingevoerd door middel van de omzendbrief CWR/FWD van 31 maart 2010. Een dergelijke referentie-politieambtenaar moet in elke lokale zone worden aangeduid en is in feite de lokale verantwoordelijke voor de wapendossiers. Aldus gaat het om een belangrijke functie voor de correcte toepassing en handhaving van de wapenwet. Als cd en v hechten wij groot belang aan een correct toezicht op de toepassing van de wapenwetgeving. Ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) wijst op de noodzaak daarvan. Onpartijdigheid en neutraliteit zijn daarbij primordiaal. Net op dat punt stelt het Comité P echter mogelijke problemen vast. In het geval dat de referentieambtenaar tevens actief is in de schutters- of jagerswereld kan er immers sprake zijn van partijdigheid en belangenvermenging. De omzendbrief voorziet vandaag echter enkel dat de referentie-politieambtenaar wapens "bij voorkeur geen bestuursfunctie mag uitoefenen bij een wapenvereniging of een schietstand". Recent toezichtsonderzoek toont aan dat deze omschrijving te beperkt is. Het louter lid zijn van een schietstand, een jacht- of schuttersvereniging kan al leiden tot belangenvermenging en onpartijdigheid. Het louter actief zijn in een dergelijke vereniging is bovendien al grond genoeg om een schijn van onpartijdigheid op te wekken. Comité P beveelt dan ook een aanpassing van de omzendbrief CWR/FWD aan. De referentie-politieambtenaar wapens zou bij voorkeur geen jager, sportschutter of recreatief schutter mogen zijn en de restrictie mag ook niet langer beperkt blijven tot bestuursleden. Ook de vrijblijvendheid van de formulering wordt in vraag gesteld. 1. Wat is uw reactie op het schrijven dat u ontving van het Vast Comité P? Deelt u de geformuleerde conclusies? 2. Zal u in overleg treden hieromtrent met de minister van Binnenlandse Zaken? 3. Voorziet u een aanpassing van de omzendbrief CWR/FWD van 31 maart 2010? Zo ja, binnen welke termijn?
Ik deel uw mening. De politie is, als sterke arm der wet, drager van wapens. Daar moet diligent en zorgvuldig mee worden omgesprongen. Net zoals andere verslagen die ik van het Comité P ontvang, heb ik ook deze brief met aanbevelingen goed doorgenomen en voorgelegd aan mijn administratie en ook aan de Vaste Commissie Lokale Politie. Het zal duidelijk zijn dat ik net als u van een politieambtenaar neutraliteit en onpartijdigheid verwacht. Dat lijkt me evident. De deontologische code van de politie zet op dat vlak heldere lijnen uit. En bij inbreuk op deze gewenste gedragslijnen, dan is er de mogelijkheid om tuchtrechtelijk op te treden. U zal het ongetwijfeld met me eens zijn, namelijk dat de verantwoordelijken voor de wapens in de politiezones voldoende opgeleid moeten zijn en een gezonde interesse in de wapenwetgeving en de wapens moeten hebben. Het feit dat een referentie-politieambtenaar wapens in een zone ook actief is in een club of vereniging, kan die professionele kennis versterken, maar mag er evenwel niet automatisch toe leiden dat er een vermoeden van belangenvermenging of partijdigheid is. Verschillende korpschefs voorzien dan ook in een opsplitsing van de taken die verband houden met het toezicht op de naleving van de wapenwetgeving. Zo worden bijv. wijkagenten ingeschakeld voor het toezicht, of worden administratieve medewerkers betrokken bij de administratieve opvolging, enz. Functiescheiding met andere woorden. De Vaste Commissie Lokale Politie stelt dat er geen nood is aan een bijsturing van de omzendbrief wapens. Het regelmatig herhalen van de deontologische regels kan volstaan. Ik kan mij daar bij aansluiten. Ik zal mijn standpunt met collega Verlinden delen. Zij zal als voogdijoverheid van de politie mogelijk die aanbeveling van het Comité ook ontvangen hebben.