Aangepast overeenkomstig artikel 9 Koninklijk Besluit van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, B.S., 9 januari 2007
Publicatie: BS van 20 december 1996
Artikel 1. § 1. De korte alarmwapens waarvoor de Proefbank voor vuurwapens geen homologatie uitreikt waarin wordt bevestigd dat het wapen niet geschikt is of niet op eenvoudige wijze geschikt kan worden gemaakt voor het afvuren van vaste, vloeibare of gasvormige projectielen, worden ingedeeld bij de categorie [vergunningsplichtige vuurwapens]. (art. 9 KB 29 XII 2006)
De alarmwapens die wel op een zodanige wijze zijn gehomologeerd, worden ingedeeld bij de categorie [vrij verkrijgbare wapens]. (art. 9 KB 29 XII 2006)
§ 2. De homologatieprocedure wordt omschreven in de bijlage bij dit besluit.
Wanneer met de nodige documenten, afgeleverd door een erkend organisme, wordt bewezen dat een model van wapen in een andere Lidstaat van de EER. gelijkwaardige homologatie- of classificatieproeven heeft ondergaan, wordt dit model van wapen geacht te voldoen aan de technische specificaties vastgelegd in dit besluit.
[Art. 2.- De overdracht van de in artikel 1, § 1, 2de lid, bedoelde vrij verkrijgbare wapens kan slechts geschieden na overlegging van de identiteitskaart of de reispas van de verkrijger.] (vervangen door art. 9 KB 29 XII 2006)
Art. 3. De erkende personen die in artikel 1 bedoelde wapens voorhanden hebben, beschikken over een termijn van zes maanden om de homologatie ervan bij de Proefbank voor vuurwapens aan te vragen.
Deze bepaling is niet van toepassing op de personen die een homologatie hebben bekomen in het kader van het koninklijk besluit van 11 januari 1995 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorie verweerwapens.
Art. 4. De niet-erkende personen die, voor de inwerkingtreding van dit besluit, een alarmwapen dat niet als verweerwapen werd beschouwd, vrij hebben verkregen, mogen dit blijven voorhanden hebben zonder bijzondere procedure indien dit wapen overeenkomstig artikel 1 werd gehomologeerd, of indien de Proefbank voor vuurwapens nog geen uitspraak heeft gedaan over de aanvraag om homologatie van dit wapen.
De niet-erkende personen die onder de zelfde voorwaarden een alarmwapen hebben verkregen dat niet als verweerwapen werd beschouwd, maar waarvan de homologatie werd geweigerd door de Proefbank voor vuurwapens, moeten dit wapen laten inschrijven overeenkomstig de procedure voorzien in [artikel 17 van de Wapenwet]. De afgifte van de vergunning tot het voorhanden hebben geschiedt kosteloos en kan geen aanleiding geven tot de inning van rechten of retributies. (art. 9 KB 29 XII 2006)
Art. 5. Het koninklijk besluit van 11 januari 1995 tot indeling van sommige alarmwapens bij de categorie verweerwapens, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1995, wordt opgeheven.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.