20 SEPTEMBER 1991. - Koninklijk besluit betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt.

Informatie
Datum

Aangepast overeenkomstig artikel 5 Koninklijk Besluit van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie en van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, B.S., 9 januari 2007; KB van 9 juli 2007 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, B.S., 2 augustus 2007, err. B.S., 4 april 2008, KB van 16 oktober 2008 tot wijziging van diverse uitvoeringsbesluiten van de wapenwet, B.S., 20 oktober 2008; Koninklijk besluit van 8 mei 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, BS 15 mei 2013; Koninklijk besluit van 21 mei tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, BS 24 mei 2013 en Koninklijk Besluit van 26 februari 2018 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter uitvoering van de wapenwet, betreffende de uitlening, de neutralisering en de vernietiging van vuurwapens en tot bepaling van de procedure bedoeld in artikel 45/1 van de wapenwet,BS 28 februari 2018, Koninklijk Besluit van 4 mei 2018 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter uitvoering van de wapenwet, vooral met het oog op de toepassing van de uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn, en met het oog op het mogelijk maken van het informatiseren van de registers bijgehouden door de schietstanden, B.S. 14 mei 2018



Artikel 1. Als [vrij verkrijgbare wapens in de zin van artikel 3, § 2, 2°, van de Wapenwet] (art. 5 KB 29 XII 2006), worden beschouwd de wapens met een historische, folkloristische of decoratieve waarde :
1° die, via het sluitstuk, via de loopmond of via de voorkant van de trommel uitsluitend met zwart kruit of met patronen met zwart kruit en afzonderlijke ontsteking geladen worden [waarvan het model of het brevet dateert van voor 1890 en de vervaardiging van voor 1945]; (art. 1 KB 19 I 1995)
2° die uitsluitend gebruik maken van patronen met zwart kruit en met ingewerkte ontsteking, waarvan het model of het brevet dateert van voor 1890 en de vervaardiging van vóór 1945;
3° [...] opgeheven door art. 1 KB 8.V.2013
[4° die worden gedragen bij folkloristische optochten of historische reconstructies, voor zover het gaat om schouder- of handvuurwapens op zwart kruit met één schot, met een gladde loop en met afzonderlijke ontsteking door middel van een vuursteen of percussie, die via de loopmond worden geladen.] (art. 1 KB 19 I 1995)
[5° die zijn vervaardigd voor [1895] [...] (ingevoegd door art. 5 KB 29 XII 2006; gewijzigd door art. 1 KB 8.V.2013)
[6° die eigendom zijn van een erkende vereniging die zich bezighoudt met statutair omschreven activiteiten van historische, folkloristische, traditionele of educatieve aard, met uitsluiting van enige vorm van sportschieten zoals bedoeld in de gemeenschapsdecreten terzake, en die voldoen aan de volgende voorwaarden :
- het schieten gebeurt in een erkende schietstand, onder het toezicht van een wapen- of schietmeester en onder de verantwoordelijkheid van de vereniging;
- de wapens worden voorhanden gehouden en bewaard door de vereniging;
- de wapens worden enkel ter beschikking gesteld met het oog op en tijdens de statutair omschreven activiteit, aan leden van de vereniging en occasionele genodigden;
- de vereniging kondigt vooraf plaats en datum van haar activiteiten aan aan de lokale politie en aan de gouverneur.] (ingevoegd door art. 4 KB 9 VII 2007)

Art. 2. §1 [Als vrij verkrijgbare wapens in de zin van artikel 3, § 2, 3°, van de Wapenwet worden beschouwd de vuurwapens die voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° onomkeerbaar voor het afschieten onbruikbaar zijn gemaakt overeenkomstig de technische specificaties bepaald in bijlage I van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 van de Commissie van 15 december 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn;
2° de nodige handelingen daartoe zijn uitgevoerd door de Proefbank voor vuurwapens;
3° op de desbetreffende stukken is het merkteken aangebracht dat is afgebeeld in bijlage II van de voornoemde Uitvoeringsverordening. Het logo van de entiteit die de onbruikbaarmaking van het vuurwapen heeft gecertificeerd, zoals bedoeld in voornoemde bijlage, is het volgende :

4° de eigenaar van het betrokken vuurwapen heeft een certificaat van onbruikbaarmaking overeenkomstig het model in bijlage III van die Uitvoeringsverordening ontvangen.

Vuurwapens die worden overgebracht uit andere lidstaten van de EU en waarop het merkteken bedoeld in bijlage II van de Uitvoeringsverordening niet is aangebracht, worden onmiddellijk voor controle en eventuele bijkomende handelingen aangeboden bij de Proefbank.

Vuurwapens die voor 8 april 2016 onbruikbaar zijn gemaakt, moeten niet voldoen aan deze bepaling, tenzij ze naar een andere lidstaat worden overgebracht of hun eigenaar de intentie heeft ze over te dragen.]

Indien één of meer van deze operaties onmogelijk kunnen worden uitgevoerd op bepaalde wapentypes, bepaalt de Directeur van de Proefbank voor vuurwapens welke bijzondere operaties daarop moeten uitgevoerd worden.

[§2. Als vrij verkrijgbare wapens in dezelfde zin worden eveneens beschouwd de vuurwapens bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van de Wapenwet, ontworpen voor uitsluitend militair gebruik en al dan niet bevestigd op een voertuig, die projectielen konden afschieten en die onomkeerbaar voor het afschieten van enig projectiel ongeschikt werden gemaakt. Deze operaties worden uitgevoerd door de proefbank voor vuurwapens, waar nodig in samenwerking met de militaire overheid, op een wijze die deze beschreven in [bijlage I van de voornoemde Uitvoeringsverordening] zo dicht mogelijk benadert, en als dit niet mogelijk is, op een gelijkwaardige wijze. De proefbank levert hiervan een op veiligheidspapier afgedrukt attest af, dat door de houder van het wapen steeds moet kunnen worden voorgelegd. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 3°, brengt de Proefbank op de desbetreffende stukken het hierna afgebeelde merk aan :

Ingevoegd door art. 2 KB 21.V.2013, gewijzigd door art. 2 KB 4.V.2018


[§ 3. Als vrij verkrijgbare laders in de zin van artikel 3, § 2, 3° /1 van de Wapenwet worden beschouwd de laders die voor het gebruik bij het afschieten van vuurwapens ongeschikt zijn gemaakt op de wijze bepaald in bijlage nr. 4. Deze operaties worden uitgevoerd door de proefbank voor vuurwapens die op de desbetreffende stukken het hierna afgebeelde merk aanbrengt:

Indien één of meer van deze operaties onmogelijk kunnen worden uitgevoerd op bepaalde types van laders bepaalt de directeur van de proefbank voor vuurwapens welke bijzondere operaties daarop moeten uitgevoerd worden.

§3 Ingevoegd door art. 4 KB 1.X.2019


[§ 4. De proefbank voor vuurwapens gaat pas over tot de operaties bedoeld in paragraaf 1 op vertoon van een attest, waarvan het model is opgenomen in bijlage 3 van dit besluit, afgeleverd door de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker. Dit attest vermeldt dat het wapen niet staat geseind of dat de reden voor de seining niet langer actueel is en dat het wapen door verzoeker rechtmatig voorhanden werd gehouden zodat tot neutralisering mag worden overgegaan.
In geval de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt het in het eerste lid bedoelde attest afgeleverd door een bevoegde politiedienst van het land van de verblijfplaats. In zulks geval gaat de proefbank voor vuurwapens pas over tot de operaties bedoeld in paragraaf 1 op vertoon van dit buitenlands attest en na controle dat het wapen niet staat geseind in het centraal wapenregister.
De proefbank voor vuurwapens brengt naargelang het geval de bevoegde lokale politiedienst of de bevoegde politiedienst van het land van de verblijfplaats op de hoogte van de neutralisering van het wapen. De proefbank registreert dit vervolgens in het centraal wapenregister.]
Ingevoegd door artikel 1 KB 26.II.2018


Art. 3. Als [vrij verkrijgbare wapens] (art.5 KB 29 XII 2006) worden eveneens beschouwd de vuurwapens die ongeschikt zijn gemaakt voor het afschieten op de wijze bepaald in artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juni 1984 betreffende de indeling van sommige oorlogs- of verweerwapens die wijzigingen hebben ondergaan.


Art. 3bis. […] (opgeheven door art.5 KB 29 XII 2006)

Art. 3/1. Als vrij verkrijgbare wapens worden eveneens beschouwd de vuurwapens die worden gedragen bij herdenkingsoptochten van de Eerste Wereldoorlog of historische reconstructies van gebeurtenissen daaruit die plaatsvonden op Belgisch grondgebied, en die voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° de vuurwapens zijn van de modellen die werden gebruikt tijdens de Eerste Wereldoorlog door de troepen van de landen die op Belgisch grondgebied aan de gevechten hebben deelgenomen;
2° als het gaat over draagbare vuurwapens die oorspronkelijk volautomatisch konden vuren, moeten ze volgens de Belgische wettelijke normen zijn geneutraliseerd of omgebouwd tot niet-verboden wapens;
3° als het gaat over niet-draagbare vuurwapens die oorspronkelijk volautomatisch konden vuren of over militair materieel zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van de Wapenwet, moeten ze volgens de normen geldend in hun land van herkomst zijn gedemilitariseerd;
4° de wapens worden niet geladen met scherpe munitie en de drager ervan heeft die munitie niet bij zich, ze mogen alleen worden geladen met aangepaste blanke patronen en alleen worden afgevuurd wanneer dit past in het draaiboek van de optocht of de reconstructie;
5° de wapens zijn hetzij eigendom van de persoon die ze draagt en die lid is van, of zich aansluit bij een in zijn land van herkomst minstens schriftelijk opgerichte vereniging die als doel heeft de deelname aan historische optochten of reconstructies, met uitsluiting van enige vorm van sportschieten, en waarvan de verantwoordelijken toezien op het gebruik ervan door de deelnemers, hetzij eigendom van die vereniging die ze ter beschikking stelt van haar leden en van personen die zich bij haar aansluiten;
6° de wapens worden voor en na de optocht of reconstructie veilig bewaard door de verantwoordelijken van de vereniging, die er een volledige en gedetailleerde inventaris van kunnen voorleggen, die werd geviseerd door de politie van hun plaats van herkomst;
7° de lokale politie en burgemeester zijn minstens twee weken vooraf gewaarschuwd over de betrokken optocht of reconstructie, het draaiboek ervan, wie eraan deelneemt en met welke wapens, ook als de lokale overheid er zelf de organisator van is;
8° de organisator van de betrokken optocht of reconstructie treedt op als contactpunt voor de lokale overheden en voor de deelnemende verenigingen; hij neemt kennis van de voornoemde inventaris en deelnemerslijst en hij gaat na, ten behoeve van de voornoemde overheden en verenigingen, of de aangekondigde wapens verantwoord zijn in het kader van de optocht of de reconstructie;
9° na afloop van de activiteit mogen de wapens alleen nog voorhanden gehouden worden, hetzij door de verenigingen voor deelname aan een volgende gelijkaardige activiteit, hetzij met het oog op wederuitvoer, hetzij met het oog op het verkrijgen van een vergunning tot het voorhanden hebben ervan overeenkomstig artikel 11, § 3, 9°, f), van de Wapenwet, uiterlijk op 31 december 2018 aan te vragen door middel van een attest van deelname afgegeven door de voornoemde organisator.
Blijven evenwel vergunningsplichtig, de in het eerste lid bedoelde wapens die worden overgedragen, ook al wordt de overdracht ervan pas na 2018 vastgesteld.
Ingevoerd door art. 1 KB 2.IV.2014, in werking tussen 8 april 2014 en 1 januari 2019


Artikel 4. [De overdracht van de in dit besluit bedoelde wapens aan particulieren kan slechts geschieden op vertoon van hun identiteitskaart of reispas].

[Bovendien wordt bij de overdracht van een wapen bedoeld in artikel 1, 4° en 6°, de procedure gevolgd en een document model nr. 9 opgesteld overeenkomstig artikel 25 van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wapenwet. ]
eerste lid gewijzigd door art.5 KB 29 XII 2006, tweede lid ingevoegd door art. 13 KB 16.X.2008)

Art. 5. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juni 1984 betreffende de indeling van sommige oorlogs- of verweerwapens die wijzigingen hebben ondergaan wordt opgeheven.

Art. 6. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.


Bijlage nr. 1. Lijst van wapens die gebruik maken van patronen met rookzwak kruit.

Deze bijlage is opgeheven door art. 1 KB 8.V.2013 en is alleen nog van belang voor de overgangsmaatregelen.

Klik hier voor de lijst van vrij verkrijgbare wapens die gebruik maken van rookzwak kruit (pdf, Acrobat Reader 6.0 of hoger vereist).


Bijlage nr. 2. Behandeling die men vuurwapens moet laten ondergaan opdat ze niet meer zouden kunnen afschieten.
Opgeheven door art. 3 KB 4.V.2018


Bijlage nr. 3. Controleattest met het oog op neutralisering of vernietiging van een vuurwapen of lader.
Ingevoegd door art. 2 KB 26.II.2018

Klik hier om de bijlage te openen.


Bijlage nr. 4.

Bewerking waaraan laders moeten worden onderworpen opdat zij niet langer geschikt zouden zijn voor het afvuren van vuurwapens:
1) de randen zodanig aanpassen dat de munitie niet langer in het systeem blijft zitten onder druk van de originele
veer; en
2) verhinderen dat de patroongeleider (bewegend deel van de lader) vrij kan bewegen in de behuizing van de lader met een methode die aangepast is aan de soort lader (laspunt, pin(nen) of lijm); en
3) de pin/nok voor de bevestiging van de lader aan het wapen zodanig aanpassen dat de lader niet meer in het wapen kan blijven zitten; en
4) het openen van de lader verhinderen door de voet van de lader vast te maken of door de toegang tot het demontagesysteem te verhinderen.

Voor speciale laders zoals trommelladers of helicoïdale laders worden die bewerkingen geval per geval aangepast.
Aanvullende bewerkingen kunnen worden uitgevoerd met het oog op het verhogen van de veiligheid, als de Proefbank voor vuurwapens dat noodzakelijk acht.

De lader moet volledig zijn, in originele staat en in een aanvaardbare staat van slijtage. Als aan één van die voorwaarden niet is voldaan, kan de Proefbank voor vuurwapens de bewerking weigeren.

Ingevoegd door art. 5 KB 1.X.2019