Belgisch Staatsblad 9 januari 2007, gewijzigd door KB van 16 oktober 2008 tot wijziging van diverse uitvoeringsbesluiten van de wapenwet, B.S.20 oktober 2008, derde editie; KB van 26 februari 2018 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten ter uitvoering van de wapenwet, betreffende de uitlening, de neutralisering en de vernietiging van vuurwapens en tot bepaling van de procedure bedoeld in artikel 45/1 van de wapenwet, B.S. 28 februari 2018
HOOFDSTUK I. - Erkenning met het oog op de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 6 van de Wapenwet
HOOFDSTUK II. - Vergunningen tot het voorhanden hebben van vuurwapens (artikel 11 van de Wapenwet)
HOOFDSTUK III. - Verwerven en voorhanden hebben van wapens overeenkomstig artikel 12 van de Wapenwet
HOOFDSTUK IV. - Het vernietigen van wapens (artikel 35, 5° van de Wapenwet)
HOOFDSTUK V. – Wijzigingsbepalingen
HOOFDSTUK VI. - Tijdelijke en overgangsbepalingen
HOOFDSTUK VII. – Slotbepalingen
HOOFDSTUK I. - Erkenning met het oogop de uitoefening van de activiteiten bedoeld in artikel 6 van de Wapenwet
Artikel 1. § 1. De aanvrager van een erkenning bedoeld in artikel 6, § 1, van de Wapenwet moet op het moment van de indiening van de aanvraag :
1° bewijzen reeds [5] behoorlijk vergunde vuurwapens voorhanden te hebben;
2° een thema opgeven dat de uitbreiding van het museum of de verzameling rechtvaardigt en tevens beperkt.
Als dit thema wapens vervaardigd na 1945 behelst, is het niet toegelaten meerdere exemplaren van wapens met een zelfde model, kaliber en benaming te verwerven. De gouverneur kan het totale aantal toegelaten wapens beperken in functie van de omstandigheden waarin de wapens zullen worden opgeslagen. Munitie voor die wapens mag slechts worden verzameld a rato van tien patronen per type wapen, tenzij de betrokkene ook is erkend voor het verzamelen van munitie.
Ongeacht het gekozen thema kan de gouverneur dit in het belang van de openbare veiligheid beperken als het te ruim of onverantwoord voorkomt. Bovendien moet de aanvrager na de erkenning de 10 wapens bedoeld in het eerste lid inschrijven in een register overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, en de vergunningen tot het voorhanden hebben ervan aan de gouverneur terugsturen.
Het is bovendien verboden met de verzamelde wapens te schieten, behalve voor hun noodzakelijke onderhoud en testen.
§ 2. De aanvrager van een bijzondere erkenning bedoeld in artikel 6, § 2, van de Wapenwet moet de afstemming van de bijzondere erkenning op de uitgeoefende activiteit aantonen. Hij moet zijn beroepsbekwaamheid bewijzen op de wijze die door de gouverneur wordt bepaald en de wettige oorsprong van de voor zijn activiteit aangewende financiële middelen schriftelijk bewijzen.
De gouverneur kan de erkenning weigeren wanneer hij oordeelt dat ze een risico voor de openbare orde, veiligheid of rust kan inhouden. Hij kan ze onderwerpen aan bijzondere voorwaarden of de aanvrager verplichten een andere vorm van erkenning aan te vragen als hij oordeelt dat deze meer aangewezen is.
(§1, eerste lid gewijzigd door art. 21 KB 16.X.2008)
HOOFDSTUK II. - Vergunningen tot het voorhanden hebben van vuurwapens (artikel 11 van de Wapenwet)
Art. 2. De voorwaarden waaronder de in artikel 11, § 3, 9°, van de Wapenwet opgesomde redenen, waarvan er een of meerdere moeten ingeroepen worden als wettige redenen voor het voorhanden hebben van een vergunningsplichtig vuurwapen, kunnen worden aangenomen, zijn :
1° voor reden a), het voorleggen van een geldig jachtverlof of een officiële aanstelling als bijzondere wachter, en het wapen uitsluitend voor deze reden of voor het kleischieten gebruiken;
2° voor reden b), het voorleggen van een geldige sportschutterslicentie of schriftelijke bewijzen van vroegere deelname aan dergelijke activiteiten, en het wapen uitsluitend voor deze reden of reden f) gebruiken;
3° voor reden c), het aantonen van het bijzonder risico dat de aanvrager persoonlijk loopt naar aanleiding van zijn beroepsactiviteit en van de noodzaak een vuurwapen voorhanden te hebben, en het wapen uitsluitend voor deze reden gebruiken;
4° voor reden d), het aantonen dat de aanvrager voor zijn persoonlijke veiligheid reeds alle andere haalbare maatregelen heeft genomen, en het wapen uitsluitend voor deze reden gebruiken;
5° voor reden e), in afwachting van de aanvraag van een erkenning overeenkomstig artikel 6, § 1, van de Wapenwet, deze wapens louter te bezitten, met de bijhorende munitie a rato van een patroon per type wapen, zonder ze te gebruiken;
6° voor reden f), de historische, folkloristische, culturele of wetenschappelijke aard van de beoefende activiteit aantonen, en het wapen uitsluitend voor dit doel gebruiken.
HOOFDSTUK III. - Verwerven en voorhanden hebben van wapens overeenkomstig artikel 12 van de Wapenwet
Art. 3. De personen bedoeld in artikel 12, 3°, van de Wapenwet mogen alleen munitie verwerven en voorhanden hebben voor de wapens die zijn vermeld op hun Europese vuurwapenpas. Ze mogen op grond van dit document geen wapens verwerven.
HOOFDSTUK IV. - Het vernietigen van wapens (artikel 35, 5° van de Wapenwet)
Art. 4. Het vernietigen van wapens bestaat uit het definitief onbruikbaar maken ervan. Van vuurwapens moeten alle aan de proef onderworpen onderdelen worden vernietigd.
[...]
Dit gebeurt door de proefbank voor vuurwapens die, indien bepaalde handelingen voor haar materieel onmogelijk zijn, hiertoe opdracht kan geven aan derden mits toezicht te houden op de uitvoering. Alleen de proefbank voor vuurwapens kan certificaten van vernietiging opmaken waarin de betrokken wapens worden vermeld, evenals de opdrachtgever.
De vernietiging van wapens krachtens artikel 45, § 1, van de Wapenwet en van wapens waarvan vrijwillig afstand is gedaan, kan evenwel ook toevertrouwd worden aan bedrijven die daartoe door de gouverneur worden aangewezen nadat ze voldoende kwaliteits- en veiligheidsgaranties hebben geboden. In dat geval ziet de politie toe op de vernietiging.
[De proefbank voor vuurwapens gaat pas over tot het vernietigen van wapens op vertoon van een formulier model nr. 10 of van een attest, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 1 van dit besluit, afgeleverd door de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker. Dit attest vermeldt dat het wapen niet staat geseind of dat de reden voor de seining niet langer actueel is en dat het wapen of de lader door de verzoeker rechtmatig voorhanden werd gehouden zodat tot vernietiging mag worden overgegaan.
In geval de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt het in het vierde lid bedoelde attest afgeleverd door een bevoegde politiedienst van het land van de verblijfplaats. In zulks geval gaat de proefbank voor vuurwapens pas over tot de operaties bedoeld in het eerste en tweede lid op vertoon van dit buitenlands attest en na controle dat het wapen niet staat geseind in het centraal wapenregister.
De proefbank voor vuurwapens registreert de vernietiging in het centraal wapenregister.
De directeur van de proefbank voor vuurwapens kan met toestemming van de Minister van Justitie beslissen om zeldzame en interessante exemplaren op grond van wetenschappelijke, didactische of historische redenen niet te vernietigen. Deze worden bezorgd aan politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea die hierom verzoeken.]
tweede lid opgeheven en vijfde tot achtste lid toegevoegd door art. 3 KB 26.II.2018
HOOFDSTUK V. – Wijzigingsbepalingen
[art. 5 tot 11 niet opgenomen]
HOOFDSTUK VI. - Tijdelijke en overgangsbepalingen
Art. 16. § 1. De procedure bedoeld in artikel 44, § 1, van de Wapenwet verloopt als volgt :
1° het ongeladen, gedemonteerd en verpakt wapen wordt overhandigd aan de lokale politie die onmiddellijk aan de hand van de karakteristieken ervan nagaat of het niet wordt gezocht of staat geseind. Zoniet wordt de betrokkene vrijgesteld van vervolging en krijgt hij een ontvangstbewijs;
2° er wordt een aanvraag om de nodige vergunning opgesteld overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie;
3° de aanvraag wordt doorgestuurd naar de bevoegde gouverneur;
4° de lokale politie houdt het wapen in bewaring tot de gouverneur een vergunning afgeeft. Bij weigering daarvan moet de betrokkene binnen een maand na deze beslissing aan de lokale politie laten weten aan welke erkende persoon hij het wapen wil in bewaring geven of overdragen, of dat hij het wil laten neutraliseren door de proefbank voor vuurwapens, of het wil afstaan voor vernietiging. Indien hij zijn keuze niet tijdig bekendmaakt, wordt hij geacht vrijwillig afstand te doen van het wapen.
§ 2. De registratie van wapens bedoeld in artikel 44, § 2, van de Wapenwet verloopt als volgt :
1° het ongeladen, gedemonteerd en verpakt wapen wordt voorgelegd aan de lokale politie;
2° indien de betrokkene houder is van een document zoals bedoeld in artikel 12, 1ste lid, 1° of 2°, van de Wapenwet registreert de lokale politie het wapen onmiddellijk en kosteloos in het Centraal wapenregister en levert hem een formulier model nr. 9 af, waarvan de vermeldingen worden aangepast overeenkomstig richtlijnen van de Minister van Justitie;
3° zoniet gaat de lokale politie na of hij aan de wettelijke voorwaarden voor registratie voldoet. Is dit het geval, dan wordt het wapen op zijn naam geregistreerd en wordt hem een formulier model nr. 6 afgegeven, en een vergunningsaanvraag wordt doorgestuurd naar de bevoegde gouverneur. De betrokkene mag het wapen voorhanden hebben in afwachting van de beslissing. Wordt de registratie geweigerd, dan moet de betrokkene het wapen binnen acht dagen na deze beslissing in bewaring geven of overdragen aan een erkend persoon, het laten neutraliseren door de proefbank voor vuurwapens, of het afstaan voor vernietiging.
[Art. 16/1. De procedure bedoeld in artikel 45/1 van de Wapenwet verloopt zoals hierna bepaald.
§ 1. De aangifte van vergunningsplichtige wapens, munitie of laders vindt plaats bij de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.
De aangever begeeft zich met het ongeladen, gedemonteerde en verpakte wapen of de lege en verpakte lader of de afzonderlijk van het wapen verpakte munitie naar de lokale politie bevoegd voor zijn verblijfplaats, na voorafgaande kennisgeving.
§ 2. Indien tijdens de aangifteperiode bepaald in paragraaf 9 een vergunningsplichtig wapen, munitie of een lader wordt aangegeven, overhandigt de lokale politie bevoegd voor de verblijfplaats aan de betrokkene een aangiftebewijs dat wordt gedateerd en ondertekend door beide partijen of hun gemachtigden. Het aangiftebewijs wordt, naargelang het geval, omschreven in de volgende paragrafen, opgemaakt volgens het formulier model nr. 6A, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 2 van dit besluit, of het formulier nr. 10A, waarvan het model wordt opgenomen in bijlage 3 bij dit besluit.
§ 3. De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen in beslag nemen indien uit de controle, uitgevoerd naar aanleiding van de aangifte, blijkt dat het wapen staat geseind, tenzij de reden van de seining niet langer actueel is. De lokale politie levert in zulks geval bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen in beslag wordt genomen omdat het staat geseind.
§ 4. De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen, de munitie of de lader in beslag nemen indien uit de controle, uitgevoerd naar aanleiding van de aangifte, blijkt dat de aangever niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 45/1, § 4 van de Wapenwet. In zulks geval levert de lokale politie bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen, de munitie of de lader in beslag wordt genomen omdat de aangever niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 45/1, § 4 van de Wapenwet.
§ 5. De aangifte met het oog op de aanvraag van een erkenning, een vergunning of een registratie verloopt als volgt:
Indien de aangever een erkend persoon is bedoeld in artikel 5 van de Wapenwet die zijn erkenning formulier model nr. 2 wenst uit te breiden naar laders of indien de aangever een erkenning formulier model nr. 2 overeenkomstig artikel 5 van de Wapenwet wenst te verkrijgen die geldig is voor laders, dient hij hiertoe een aanvraag in bij de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats.
Indien het vorige lid niet van toepassing is, wordt het wapen door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever.
De aangever die niet onder het tweede lid valt en die houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie en het wapen naargelang het geval wordt bedoeld in artikel 12, eerste lid, 1° of 2° van de Wapenwet, ontvangt een aangiftebewijs waarop wordt aangeduid dat een registratie op basis van een formulier model nr. 9 wordt gevraagd. Hij mag het wapen voorhanden houden in afwachting van de ontvangst van het formulier model nr. 9.
De aangever die niet onder het tweede lid valt en die geen houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie, waarvan het wapen naargelang het geval niet overeenstemt met deze bedoeld in artikel 12, eerste lid, 1° of 2° van de Wapenwet, ontvangt een aangiftebewijs waarop wordt aangeduid dat een erkenning formulier model nr. 3 of een vergunning formulier model nr. 4 wordt aangevraagd. De lokale politie stuurt het aangiftebewijs, dat geldt als aanvraag van een erkenning of een vergunning, door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever of - in geval een erkenning wordt gevraagd - de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats. Het aangiftebewijs vermeldt het resultaat van het controleonderzoek dat de lokale politie in zulks geval uitvoert alsook de plaats waar het wapen zal worden bewaard in afwachting van de beslissing van de gouverneur. Tijdens dit controleonderzoek gaat de lokale politie na of de aangever meerderjarig is, geen veroordelingen heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 5, § 4 van de Wapenwet en of er geen redenen van openbare orde bestaan, die zouden leiden tot de intrekking van de erkenning of de vergunning.
In geval het controleonderzoek van de lokale politie gunstig is, mag de aangever het wapen, de munitie of de lader voorhanden houden in afwachting van de beslissing van de gouverneur inzake zijn aanvraag van een erkenning of een vergunning. Het aangiftebewijs geldt als voorlopige erkenning of vergunning.
In geval het controleonderzoek ongunstig is, wordt het wapen, de lader of de munitie in bewaring gegeven bij de lokale politie of bij een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, vanaf de dag van de aangifte tot het verkrijgen van de gevraagde erkenning of vergunning of tot de weigering ervan door de gouverneur.
De weigering van de aanvraag van de erkenning of vergunning wordt per aangetekend schrijven door de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever aan hem meegedeeld. De beslissing is met redenen omkleed en vermeldt dat de aangever het wapen, de lader of de munitie binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop hij kennisnam van de weigeringsbeslissing één van volgende bestemmingen moet geven:
- het wapen of de lader op eigen kosten laten neutraliseren door de proefbank voor vuurwapens;
- het wapen, de lader of de munitie overdragen aan een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben;
- het wapen, de lader of de munitie afstaan bij de lokale politie van zijn verblijfplaats.
Binnen acht dagen te rekenen vanaf de neutralisering, de overdracht of de afstand stelt de aangever de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats hiervan schriftelijk in kennis. Zulks geschiedt door middel van een formulier dat bij de kennisgeving van de weigeringsbeslissing werd gevoegd.
Indien blijkt dat de aangever het wapen, de lader of de munitie binnen de periode van drie maanden niet één van deze drie bestemmingen heeft gegeven of indien hij hiervan geen tijdige schriftelijke kennisgeving heeft gedaan, kan de lokale politie van zijn verblijfplaats het wapen, de munitie of de lader in beslag nemen.
§ 6. De aangifte met het oog op de neutralisering van het wapen of de lader verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat het wapen of de lader zal worden geneutraliseerd door de proefbank voor vuurwapens.
De aangever mag het wapen of de lader voorhanden houden in afwachting van de neutralisering ervan.
Het aangiftebewijs vermeldt dat het wapen of de lader binnen drie maanden na aangifte ervan moet geneutraliseerd worden door de proefbank voor vuurwapens. In afwijking van artikel 2, § 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, gaat de proefbank voor vuurwapens over tot de neutralisering op vertoon van dit aangiftebewijs, informeert zij de lokale politie van de verblijfplaats dat het wapen of de lader werd geneutraliseerd en registreert zij de neutralisering van het wapen in het centraal wapenregister.
Indien het wapen of de lader binnen de termijn bedoeld in het vierde lid niet werd geneutraliseerd door de proefbank voor vuurwapens, kan de lokale politie van de verblijfplaats het in beslag nemen.
§ 7. De aangifte met het oog op de overdracht van het wapen, de lader of de munitie aan een daartoe gemachtigd of erkend persoon verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 6A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Op het aangiftebewijs wordt aangeduid dat de overdracht van het wapen, de munitie of de lader wordt gevraagd.
De aangever mag het wapen, de munitie of de lader voorhanden houden in afwachting van de overdracht ervan.
Het aangiftebewijs vermeldt dat ofwel het wapen, de lader of de munitie binnen drie maanden na de aangifte ervan moet worden overgedragen aan een persoon die gemachtigd is het voorhanden te hebben of daarvoor is erkend, ofwel binnen die termijn de overnemer de aanvraag tot het verkrijgen van de nodige erkenning of vergunning moet indienen.
Indien de voorwaarden bedoeld in het vierde lid niet werden nageleefd, kan het wapen, de munitie of de lader door de lokale politie van de verblijfplaats in beslag worden genomen.
§ 8. De aangifte met het oog op de afstand van het wapen, de lader of de munitie verloopt als volgt:
Het wapen wordt door de lokale politie van de verblijfplaats op naam van de aangever geregistreerd in het centraal wapenregister. De lokale politie levert bij wijze van aangiftebewijs een formulier model nr. 10A af, en stuurt een kopie hiervan door naar de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de aangever. Het aangiftebewijs vermeldt dat het wapen, de lader of de munitie vrijwillig werd afgestaan. In afwijking van artikel 4, vierde lid, van het koninklijk besluit van 29 december 2006 tot uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, gaat de proefbank voor vuurwapens over tot de vernietiging op vertoon van dit aangiftebewijs.
§ 9. De aangifte is mogelijk vanaf 1 maart 2018 en moet ten laatste geschieden op 31 december 2018.
Elke aanvraag van een erkenning bedoeld in artikel 6 van de Wapenwet, van een vergunning bedoeld in artikel 11 van de Wapenwet of van een registratie bedoeld in artikel 12, derde lid van de Wapenwet, gedaan naar aanleiding van een aangifte die plaatsvond na 31 december 2018, is onontvankelijk. Het bewijs van de tijdigheid en bijgevolg ontvankelijkheid van de aangifte wordt uitsluitend geleverd door een gedateerd en door beide partijen of hun gemachtigden ondertekend aangiftebewijs bedoeld in paragraaf 2.
De lokale politie van de verblijfplaats kan het wapen, de lader of de munitie dat het voorwerp uitmaakt van een onontvankelijke aanvraag ten gevolge van een te laat ingediende aangifte in beslag nemen.
§ 10. De directeur van de proefbank voor vuurwapens kan of de politiediensten kunnen met toestemming van de Minister van Justitie beslissen om zeldzame en interessante exemplaren op grond van wetenschappelijke, didactische of historische redenen niet te vernietigen. Deze worden bezorgd aan politiescholen, wetenschappelijke instellingen of openbare musea die hierom verzoeken.
§ 11. De gouverneurs bezorgen op het einde van de aangifteperiode aan de Minister van Justitie een verslag met gegevens over de in de periode omschreven in paragraaf 9 ingeleverde wapens, munitie en laders op basis van de modellen 6A en 10A die zij hebben ontvangen.
Art. 16/1 ingevoegd door art. 4 KB 26.II.2018
Afwijkingsbepaling voor laders:
Art. 5. KB 26.II.2018: De procedure van artikel 4 dient niet te worden toegepast voor de lader die wordt vastgelast aan het voor 8 april 2016 onbruikbaar gemaakte vuurwapen. In dat geval wordt de lader beschouwd als definitief onbruikbaar in de zin van artikel 3, § 2, 3°/1 van de wapenwet.
Art. 17. De procedure bedoeld in artikel 45, § 1, van de Wapenwet verloopt als volgt :
1° het indien mogelijk gedemonteerd en verpakt wapen, dat in geval het een vuurwapen is, ook ongeladen moet zijn, wordt overhandigd aan de lokale politie, die onmiddellijk aan de hand van de karakteristieken ervan nagaat of het niet wordt gezocht of staat geseind. Zoniet wordt aan de betrokkene de anonimiteit gegarandeerd, wordt hij vrijgesteld van vervolging en krijgt hij een ontvangstbewijs;
2° de karakteristieken van het wapen worden genoteerd in een lijst van ingeleverde wapens, die samen met die wapens wordt bezorgd aan de instelling die overeenkomstig artikel 4 voor de vernietiging van de wapens instaat;
3° telkens als er een hoeveelheid ingeleverde wapens en munitie aanwezig is, die naar oordeel van de korpschef niet meer op een veilige manier ter plaatse kan worden bewaard, dient er een voldoende beveiligde verzending naar een van de in het 2° bedoelde instellingen plaats te vinden;
4° zeldzame en didactisch interessante exemplaren worden door de directeur van de proefbank voor vuurwapens, of op voorstel van de lokale politie door de gouverneur geselecteerd en bezorgd aan politiescholen en openbare musea die hierom verzoeken;
5° alle andere exemplaren worden vernietigd en de proefbank voor vuurwapens en de gouverneurs bezorgen op het einde van de inleveringsperiode een verslag aan de minister van Justitie.
Art. 18. De particulieren-houders van een erkenning van een privé-verzameling van wapens en munitie, waarop nog geen historisch thema als bedoeld in artikel 1, § 1, 3° staat vermeld, moeten dit binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit besluit opgeven aan de gouverneur, die het kan aanvaarden of beperken. Dit thema heeft enkel betrekking op de verwerving van bijkomende wapens vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Het 2de en 3de lid van artikel 1, § 1, zijn van toepassing op deze verzamelingen, maar de beperking op het aantal wapens slaat enkel op de verwerving van bijkomende wapens vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.
[Art. 18/1. § 1. De gouverneur kan vanaf 1 maart 2018 erkenningen bedoeld in artikelen 5 en 6 van de Wapenwet uitreiken die al dan niet uitsluitend betrekking hebben op activiteiten met laders.
§ 2. De getuigschriften van erkenning die ten laatste op 28 februari 2018 werden uitgereikt, laten tevens toe om de in het getuigschrift van erkenning omschreven activiteiten uit te oefenen ten aanzien van laders voor die vuurwapens waarvoor de erkenning werd verleend.
§ 3. De erkende personen verzoeken de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats ten vroegste op 1 maart 2018 en ten laatste op 31 december 2018 om de erkenning uit te breiden naar laders die niet horen bij de vuurwapens waarvoor de erkenning werd verleend.
§ 4. De aanvraag van erkenningen waarvan de aanvraag ten vroegste op 1 maart 2018 en ten laatste op 31 december 2018 werd ingediend, is gratis voor zover de erkenning of de uitbreiding ervan uitsluitend betrekking heeft op laders.]
Art. 18/1 ingevoegd door art. 6 KB 26.II.2018
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 19. Worden opgeheven :
1° de twee koninklijke besluiten van 23 augustus 1933 en de ongedateerde koninklijke besluiten gepubliceerd op 25 november 1933 en 31 december 1933 ter uitvoering van de wet van 3 januari 1933;
2° het koninklijk besluit van 12 april 1936 houdende machtiging tot het vervaardigen, met het oog op den uitvoer, van geweerstokken;
3° het koninklijk besluit van 21 december 1936 waarbij de bommen en granaten van allen aard onder de verboden wapenen worden gerangschikt en waarbij de vervaardiging dezer tuigen, met het oog op den uitvoer, wordt toegelaten;
4° het koninklijk besluit van 30 januari 1961 waarbij de werpmessen in de categorie van de verboden wapens worden gerangschikt;
5° het koninklijk besluit van 9 augustus 1980 tot indeling bij de categorie verboden wapens van de korte vlegel, bekend onder de benaming « Nunchaku », en van bepaalde katapulten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 maart 1983;
6° het koninklijk besluit van 29 december 1988 tot indeling van de lange vuurwapens, uitgerust met een greep of een bepaalde soort kolf, bij de categorie verweerwapens, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 1989;
7° het koninklijk besluit van 29 december 1988 tot indeling van sommige vuurwapens met één of meer gladde lopen bij de categorie verweerwapens, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1989, 21 september 1992 en 11 december 1992;
8° het koninklijk besluit van 17 april 1989 tot indeling van de werpsterren bij de categorie verboden wapens;
9° het koninklijk besluit van 11 juli 1990 tot indeling van sommige trommelkarabijnen bij de categorie verweerwapens;
10° het koninklijk besluit van 28 januari 1991 tot indeling van sommige vuurwapens in de categorie verweerwapens;
11° het koninklijk besluit van 29 januari 1991 tot indeling van de vuurwapens die munitie van verweerwapens afvuren, in de categorie verweerwapens;
12° het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de wapens die wijzigingen hebben ondergaan;
13° het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende bepaalde categorieën hagelpatronen;
14° het koninklijk besluit van 15 oktober 1991 tot regeling van de schietstanden gebruikt voor de opleiding en training in vuurwapens, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 december 1994 en 9 mei 1995.
Art. 20. De artikelen 6, 16, 17, 18, 30, 31 en 32 van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en dit besluit treden in werking op de dag van de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Hetzelfde geldt voor artikel 5, §§ 3 tot 5 en artikel 7 van dezelfde wet, doch enkel voor zover deze bepalingen noodzakelijk zijn voor de toepassing van haar artikel 6.
Artikel 16 van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie wordt opgeheven.
Art. 21. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage 1 - Controleattest met het oog op neutralisering of vernietiging van een vuurwapen of lader