Op 21 oktober 2021 heeft de 32ste correctionele kamer van de Rechtbank van Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, een vonnis geveld dat voor veel wapenbezitters bijzonder belangrijk is.
Achtergrond
In het kader van de omzetting van de Europese vuurwapenrichtlijn voerde de wet van 5 mei 2019 drie nieuwe categorieën verboden wapens in, te weten:
- automatische vuurwapens die geconverteerd werden tot halfautomatische vuurwapens (art. 3, §1, 20° wapenwet)
- semi automatische vuurwapens met centraalvuurpercussie met een ladercapaciteit van meer dan 10 (lange) of meer dan 20 (korte) patronen (art. 3, §1, 15° wapenwet en een uitvoeringsbesluit);
- lange semiautomatische vuurwapens die kunnen worden ingekort tot een lengte van minder dan 60 cm zonder functionaliteit te verliezen door middel van een opvouwbare of telescopische kolf of een kolf die kan worden verwijderd zonder gebruik van instrumenten (art. 3, §1, 19° wapenwet).
Hoewel de wetteksten duidelijk zijn, gaf deze wijziging aanleiding tot deining en zette ze aan tot ambtelijke creativiteit die er op gericht was om zoveel mogelijk wapens uit circulatie te halen. Voornamelijk het verbod op sommige inkortbare wapens gaf aanleiding tot verwarring. Zo is de proefbank te Luik van oordeel dat er moet gekeken worden naar de originele kolf die op het wapen voorzien is bij productie. Indien het wapen met schuif- of klapkolf geproduceerd werd, blijft het volgens hen altijd een verboden wapen. Ook als de kolf achteraf wordt aangepast. Hun belangrijkste argument is dat de kolf voldoende "duurzaam" moet zijn vastgezet en dat elke manier van vastmaken omkeerbaar is. Dit standpunt werd overgenomen door de Federale Wapendienst. Tijdens een overlegvergadering met de provinciale wapendiensten werd deze zienswijze verder verspreid.
De gevolgen laten zich niet raden. Binnen de kortste keren werden wapenbezitters die eerder een vergunning kregen voor een wapen dat kan worden ingekort uitgenodigd om hun wapen te komen tonen bij de politie. Er werd hen ook gevraagd om de bijhorende vergunning mee te brengen. Doorgaans was het de bedoeling om de wapens in beslag te nemen. Er werden processen-verbaal opgesteld voor het bezit van verboden wapens.Dit terwijl dezelfde diensten voorheen voor deze wapens vergunningen hadden uitgereikt, heel goed wetende dat de wapens voorzien waren van een klapkolf. Het spreekt voor zich dat dergelijke praktijken het vertrouwen die wapenbezitters hebben in de overheid in aanzienlijke mate geschaad heeft.
Eén van de meest geviseerde wapens in deze periode was ongetwijfeld de CZ Scorpion EVO 3. De modellen die tot 2020 verkocht werden, waren oorspronkelijk voorzien van een klapkolf die het mogelijk maakt het wapen in te korten tot 45 cm. Om die reden hebben wapenhandelaars de kolven van deze wapens vastgemaakt zodat de wapens nog verkocht konden worden. Dit gebeurde met splijtpennen, inbusschroeven, aanpassen van het klapmechanisme, etc... Kortom: er werd voor gezorgd dat de kolf van het wapen niet langer een klapkolf was. Deze aanpassingen konden ook enkel ongedaan gemaakt worden met behulp van instrumenten. Om die reden zijn dit dan geen verboden wapens meer. We verwijzen in dit verband naar ons memo (zie deze tekst p. 5-6 ).
Feiten
De feiten die aanleiding gaven tot het vonnis van de Correctionele Rechtbank te Gent laten zich als volgt samenvatten. Een wapenbezitter vraagt een vergunning aan voor een CZ EVO 3 S1. Bij de vergunningsaanvraag wordt uitdrukkelijk vermeld dat het wapen een plooikolf had, maar dat de wapenhandelaar die zal vastzetten met een inbusschroef. De vergunning wordt verleend nadat de "verklaring op eer" wordt ondertekend waarmee de wapenbezitter bevestigt dat het wapen geen plooikolf meer heeft, deze is immers vastgezet. Vervolgens wordt het wapen aangeboden ter controle bij de lokale politie. Daar stelt men inderdaad vast dat de kolf is vastgezet en wordt het wapen terug meegegeven. Een zestal maand later wordt de wapenbezitter geroepen om zich met het wapen aan te bieden zodat het in beslag kan worden genomen. Aanleiding is het nieuwe standpunt van de proefbank dat wordt overgenomen door de Federale Wapendienst.
Vervolgens beslist het parket om de wapenbezitter correctioneel te dagvaarden. Het openbaar ministerie is van mening dat het wapen een verboden wapen is omdat het voorzien is van een klapkolf die het mogelijk maakt het wapen in te korten tot 45cm zodat het een verboden wapen is. Volgens het parket is het mogelijk om de inbusschroef in enkele seconden uit te draaien zodat het wapen terug een klapkolf heeft. Vermits de kolf niet "duurzaam" is vastgezet, blijft dit een gevaarlijk wapen dat verboden is. Het parket vraagt hier toepassing van de strafwet, wat minstens de verbeurdverklaring van het wapen inhoudt.
Standpunt van de rechtbank
De rechtbank volgt dit standpunt niet en is van mening dat de kolf wel degelijk is vastgezet zodat het geen klapkolf meer is. Terecht oordeelt de rechtbank dat de wettekst duidelijk is. Artikel 3, §1, 19° heeft drie types wapens verboden die kunnen ingekort worden tot minder dan 60cm, namelijk:
- lang semiautomatisch vuurwapen, inkortbaar door middel van een opvouwbare kolf,
- lang semiautomatisch vuurwapen, inkortbaar door middel van een telescopische kolf,
- lang semiautomatisch vuurwapen, inkortbaar door middel van een kolf die kan worden verwijderd zonder gebruik van instrumenten.
In casu is er geen sprake van een opvouwbare kolf of van een telescopische kolf. De enige manier om het wapen in te korten, is het losschroeven van de kolf. Dat vereist het gebruik van instrumenten.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de CZ EVO 3 S1 dus geen verboden wapen is en moet worden teruggegeven. Zie https://www.wapenwet.be/sites/default/files/2021-12/vonnis21102021_ano.pdf voor de geanonimiseerde tekst van het vonnis
Belang van dit vonnis
Er is geen hoger beroep of ander rechtsmiddel ingesteld tegen dit vonnis waardoor het finaal is en in kracht van gewijsde gegaan is.
Dit vonnis is van groot belang omdat het bij ons weten de eerste keer is dat uitspraak wordt gedaan over de nieuwe categorie van verboden inkortbare wapens. Het is bijzonder relevant omdat veel wapenbezitters de voorbije jaren het slachtoffer werden van de verkeerde toepassing van de wapenwet op basis van een juridisch ongefundeerd standpunt van de proefbank.
Wapenbezitters wiens wapen in beslag genomen werden en verklaard hebben dat ze van het wapen geen afstand wensen te doen, hebben er nu alle belang bij hun wapens terug te vragen. Dit kan eventueel via een procedure van strafrechtelijk kortgeding.
Het vonnis stelt een duidelijke toepassing van de wet voor die geen ruimte laat voor allerhande bijkomende interpretaties. Het is immers zo dat iets slechts strafbaar is als er een duidelijke tekst is die dat ook zegt. De huidige tekst laat dus niet toe om wapens te gaan verbieden als ze eerder een opvouwbare of telescopische kolf hadden die is vastgezet zodat deze kolf enkel nog kan worden verwijderd of ingeklapt door instrumenten te gebruiken.